Jaren geleden is het helemaal misgegaan tussen Francien en haar ouders. Zó mis dat het contact werd verbroken. Het schandaal, breed uitgemeten in de plaatselijke krant, staat op hun netvlies gebrand. Heel het dorp sprak er schande van, en spelde met rode oren de details: hoe Francien onschuldige jongetjes had verleid tot seksspelletjes.
Ik hoor voor het eerst over Francien tijdens een teambespreking. Ze wordt al jaren ambulant begeleid en werkt op een sociale werkplaats. De verhalen van de teamleden maken duidelijk dat Francien een explosieve meid is, die om het minste of geringste een enorme scéne kan maken. De term borderline valt, en ik heb weinig voorstellingsvermogen nodig om te begrijpen hoe pittig het werk van haar begeleiders moet zijn.
Hoe is dat voor haar ouders? vraag ik. “Geen idee, die kennen we niet.” En Francien zelf, hoe is zij daaronder? “Zij wil maar één ding, het goedmaken met hen. Wat ze al niet verzint! Laatst heeft ze geprobeerd om de dominee op hen af te sturen.”
Ik vertel mijn collega’s iets over de driehoek tussen cliënt, ouders en begeleiders. Ik stel voor dat ik een poging doe om de ouders van Francien te benaderen. Ik wacht met leren kennen van Francien tot ik haar ouders heb gesproken: hún verhaal wil ik als eerste horen.
Zij willen hun verhaal maar al te graag vertellen. Na een aantal gesprekken zijn we zo ver dat Francien zelf mee mag komen. We spreken tot in de details af hoe we het gaan aanpakken. Francien doet het geweldig. Geduldig wacht ze totdat zij aan de beurt is om háár verhaal te vertellen. Niet één keer reageert ze op de (volgens haar onterechte) verwijten. En het lukt om een vervolgafspraak te maken.
Zo gaan we elk half jaar een keer samen naar Franciens ouders. We zijn er een dik uur, drinken koffie en kletsen over van alles en nog wat. Van mijn collega’s willen de ouders niets weten, ook daar zit oud zeer. Als we een keer een nieuwe afspraak willen maken, zie ik dat míjn naam op de kalender staat en niet die van Francien. Haar vader ziet dat ik het merk, en zegt: “Er staat alleen jouw naam.” Maar zonder jouw dochter kom ik niet hoor!” “Moet je ook niet doen, misschien gaat het komend jaar wel beter.” Ik zie hem emotioneel worden. Francien ziet het ook en geeft hem spontaan drie klapzoenen.
Afgelopen week waren we er weer. Francien vertelt hoe fijn ze het vindt dat het weer goed gekomen is tussen haar en haar ouders. Voor het eerst komt het verleden geen enkele keer ter sprake. Bij het weggaan krijgt Francien een grote bus aardappelpuree in de handen gedrukt, met de tip hoe ze daar gemakkelijk een heerlijke stamppot mee kan maken. “Een lepeltje per maaltijd is precies voldoende.” Ik kop de voorzet maar al te graag in en zeg tegen haar vader: “Daar heb je nou een moeder voor; die kan het niet laten om haar dochter te verwennen.” De ouders vertellen dat ze zich ook over hun andere kinderen zo’n zorgen maken. Francien kijkt hen stralend aan en zegt: “Maar met mij gaat het goed en ik heb begeleiding die me helpt.”
Elk half jaar een gesprek. Gedoseerde moederliefde. Francien doet het er prima op. En haar begeleiders profiteren van de rust die het herstelde contact met haar ouders voor Francien betekent.