Slaande ruzie was het geworden. Een oude moeder en haar zoon Tom aan de ene kant, zijn nicht (en curator) Sophia en haar man aan de andere kant. Hun ruzie was telefonisch begonnen, en later vochten ze hem letterlijk uit aan de voordeur. Toms moeder zei: “Jij regelt alles buiten mij om, ik ben toch niet meer belangrijk”, waarop Sophie antwoordde: “Waar ben je toch mee bezig? Ik kom alleen maar voor je zoon op!”
Moeder werd woest en dreigde met een wandelstok te slaan. Dat wist Sophia te verhinderen, maar Tom begon met een paraplu op haar rug te slaan. Toen greep Sophia’s echtgenoot in en zette Tom op de paraplubak. Zijn moeder smeet de deur dicht. Aan weerszijden bleven vier ontredderde mensen achter.
Tom en zijn moeder zijn al ruim vier decennia een onafscheidelijk duo. Elke derde persoon in deze driehoek dient te erkennen dat hier geldt: 1 + 1 = 1. Alléén voor de zoon opkomen, ervaart de moeder als: je zet mij buitenspel, je pakt me mijn zoon af. Die doet maar één ding: hij kiest blind voor zijn moeder.
In de gehandicaptenzorg zijn dit soort driehoeken geen uitzondering. Meestal – maar niet altijd – betreft het moeders. Voor begeleiders geen gemakkelijke opgave. Zij verbinden zich met hun cliënt en proberen door vraaggericht te werken zijn zelfstandigheid en keuzevrijheid te bevorderen. Ze lopen dan op tegen moeders die er heel anders tegenaan kijken, en vaak aan het langste eind trekken.
Waar doen begeleiders (en vaders en curatoren of wie ook maar de nummer drie is in zo’n driehoek) wijs aan? Begin met te erkennen dat het is zoals het is. Dat geeft ontspanning en biedt een basis om tot samenwerking te komen. Het belang van de cliënt staat niet op zichzelf, maar is onlosmakelijk met dat van zijn moeder verbonden.
Goed beginnen is ook hier het halve werk. Wie wordt als persoonlijk begeleider de nummer drie in de driehoek? Vaak beslissen alleen de professionals daarover. Gelukkig worden steeds vaker de cliënten zelf betrokken bij deze keuze. Maar de meeste ouders krijgen de mededeling: X is de nieuwe PB-er. Dat is in toch al spannende driehoeken vragen om moeilijkheden. Ik pleit ervoor dat ouders een keuze uit minstens twee personen kunnen maken.
Vervolgens is het aan ouders en begeleider, de basis van de nieuwe driehoek, om tot goede samenwerking te komen. Als ik zo’n driehoek begeleid, formuleer ik de volgende opgaven:
- Voor begeleiders
Alles gaat in overleg met moeder. Bij alles wat je doet, vraag je je af of het de loyaliteit tussen ouder en kind onder spanning zet. Voorbeeld: niet voorstellen om het contact tussen ouder en kind te beperken, dat moeten ze zelf doen. En een verstandige begeleider zegt dan: ‘Zou u dat wel doen, kan hij dat aan?’ - Voor ouders
Laat aan uw kind merken hoe blij u bent met deze begeleider, en dat u hem of haar met een gerust hart aan die begeleider toevertrouwt.
Een jaar na de ruzie in Toms familie heb ik in een Driehoeksgesprek aan moeder en Sophia gevraagd om na te denken over hoe ze vrede zouden kunnen sluiten. Mijn zorg was dat als moeder zou overlijden, het voor Tom erg moeilijk zou zijn om zich aan deze curator toe te vertrouwen. Maar hij heeft verder nauwelijks familie om voor hem te zorgen.
In het daaropvolgende Driehoeksgesprek is het resultaat verrassend. Moeder wil de kwestie graag afsluiten en “een berg zand erover doen.” Sophia stelt voor om deze nare periode af te sluiten met een gezamenlijk dinertje. Minder verrassend was het om te horen dat het inmiddels weer goed ging tussen Tom en zijn curator.
De persoonlijk begeleidster schrijft me een maand later: ‘Zojuist is Tom op vakantie gegaan met zijn groep, uitgezwaaid door zijn moeder en Sophia. Je had het moeten zien; alles leek weer als vanouds.’