Tijdens onze eerste twee Driehoeksgesprekken liet voornamelijk de moeder van Kees zich horen. Helaas had ze daar reden toe. Haar ontevredenheid over de zorg voor Kees was zó groot geworden, dat ze op zoek was gegaan naar een andere zorgaanbieder. En nu moest Kees maar zeggen wat hij wilde. Met dat laatste was ik niet zo blij. Kees zat vast in een onmogelijk dilemma. Ik heb zijn moeder voorgesteld, ons een half jaar de tijd te geven om ons leven te beteren. Na enige bedenktijd stemde ze daarin toe.
De nieuwe PBer bleek meteen een schot in de roos. “Nathalie zou wel eens de gouden greep kunnen zijn”, zei mevrouw de Jong. Wat deed Nathalie voor bijzonders? Weinig anders dan toepassing van het motto Beloven = doen, liefst iets méér, liefst iets eerder.
Maandelijks hebben we een gesprek waarin ik de ouders vraag: wat kan Nathalie doen zodat jullie er meer vertrouwen in krijgen? Als dat nodig mocht zijn, zal ik later aan Nathalie vragen: wat zou je willen dat meneer of mevrouw de Jong doen of laten? De ervaring leert echter dat het in de meeste gevallen voldoende is als de professional zijn leven betert.
In ons derde gesprek gebeurde er iets bijzonders. We hadden het over de nagels en oren van Kees. Die kregen in het weekend een grote beurt van zijn moeder. Waarom deden wij dat eigenlijk niet? Omdat Kees zei dat zijn moeder dat al gedaan had. We spraken af dat wij dat voortaan doen, net als het kopen van toiletartikelen, het maandelijkse kappersbezoek, en het aanvullen van de medicatie.
Toen mengde meneer de Jong zich in het gesprek: netjes gepoetste schoenen vond hij ook belangrijk.” Geen probleem,” zei Nathalie, “dat nemen we graag van u over.” Ik vroeg: poetste ú altijd zijn schoenen? “Ja dat heb ik mijn leven lang gedaan. Ook die van mijn vrouw en de beide andere kinderen. Ik doe dat nog steeds als onze oudste zoon bij ons op bezoek is”. Zou u dat voor Kees willen blijven doen? “Ja, eigenlijk wel…”. Dan moet Nathalie dát maar niet van u overnemen! Ik hoop dat als u er niet meer bent, we nog lang tegen Kees kunnen zeggen wat voor lieve vader hij had.
In de meeste driehoeken is het zo, dat als de ene ouder (overmatig) actief is, de andere (overmatig) passief is. Ik zoek dus naar kansen om de minder actieve ouder naar voren te schuiven.
Mijn interventie heeft ook met loyaliteit te maken. Juist in het zorgvuldig schoenen poetsen, is deze meneer vader van zijn gehandicapte zoon. Dat moeten zorgverleners vooral niet overnemen.
Mijn lievelingsverhaal hierover is het volgende. Gert, een veertiger met een matige verstandelijke beperking, gaat om het weekend naar zijn inmiddels hoogbejaarde ouders. Al sinds hij een klein manneke was, maakt zijn vader op zaterdagmorgen een bordje pap voor hem. Elke zaterdag zitten die twee aan tafel. De één smult, de ander geniet. Als vader er op een dag niet meer is, krijgt Gert geen bordje pap meer. Dat kan en mag geen zorgverlener overnemen; pap hoort bij pappa en bij niemand anders.
Overnemen is prima, zolang zorgverleners maar niet het ouderschap willen overnemen. Dat past zelfs broers en zussen niet. Ouderschap hoort bij pappa, bij mamma; bij niemand anders.
Dit artikel verscheen eerder in KLIK (zomer 2006).