Het is 2006 geworden en er broeit iets in Nederland. Professionals in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking ontdekken dat hun cliënten ouders hebben, en dat het mét ouders beter gaat dan zonder. Steeds meer zorginstellingen kiezen samenwerking met ouders als jaarthema. Een spontaan gevormde groep collega’s uit het hele land zoekt naar werkvormen om de driehoek ouder, kind, begeleider in de werkwijze van begeleiders te verankeren. In hun woorden: ‘Vroeger werd aan de relatie met ouders bewust nauwelijks gewerkt. Daarna werden ze toegelaten als noodzakelijk kwaad. Nu is de tijd aangebroken om die relatie gemotiveerd aan te gaan’. Eind jaren ’70 broeide er iets soortgelijks. Vooral dankzij de ouderverenigingen kwam er ruimte voor ouderparticipatie en gezinsbegeleiding.
Niks vernieuwend dus om over de driehoek te schrijven. Waarom is er 30 jaar later zo weinig sprake van partnerschap binnen driehoeken? Ik denk: vooral omdat wij als professionals erg veel moeite hebben om cliënten en ouders als gelijkwaardige partners te erkennen. Nog altijd worden er persoonlijk begeleiders benoemd zonder dat cliënten of ouders zijn geraadpleegd. Ik ken strenggelovige ouders die meegedeeld kregen dat uitgerekend het enige mannelijke en homofiele teamlid de persoonlijk begeleider van hun dochter werd.
In de jaren ’90 is een belangrijke stap in de goede richting gezet. Het zogeheten ondersteuningsparadigma betekent dat cliënten door professionals eindelijk serieus genomen worden. In sommige gevallen echter zó serieus dat hun ouders opnieuw buiten spel komen staan. Wellicht is voor professionals de tijd nu rijp voor een echte drieslag:
1. Geef ouders hun plek in de driehoek
2. Houd hen wel op die plek. Of beter: neem als professional overtuigd jouw plek in (ik noem dat graag aangenaam professioneel)
3. En maak samen ruimte voor de cliënt zodat die zijn plek kan innemen.
Voor veel professionals betekent dit een forse cultuuromslag. Het is geen kunstje. De driehoek als uitgangspunt voor het beleid nemen, is mooi. Nog mooier is het wanneer dit uitgangspunt doorleefd is: als het je niet meer lukt om naar één hoek te kijken zonder meteen óók de beide andere hoeken te zien. Rechtlijnig denken is eenvoudiger en maakt vooral de positie van professionals sterker.
Wie maakt de dienst uit in de driehoek? Niemand op voorhand, zelfs niet de cliënt. In het geval dat ouders en professionals blijven steggelen over wie het belang van de cliënt het beste dient, is externe toetsing de aangewezen oplossing. Je hoeft echter minder te steggelen wanneer ouders en professionals elkaar als partner in de driehoek serieus nemen. En erkennen dat zij samen de solide basis zijn waarop de top -de cliënt- kan rusten.
Dit artikel verscheen eerder in KLIK (2006).