Paula heeft als nakomertje in het gezin Neeleman altijd een bijzondere positie gehad. Niet alleen omdat ze het syndroom van Down heeft, maar vooral omdat zij en haar moeder een twee-eenheid vormden. Dat werd nog eens versterkt toen haar vader vroeg overleed en beide dames bijna 20 jaar in het inmiddels te ruime huis bleven wonen. Op aandringen van de andere kinderen is het er uiteindelijk van gekomen: Paula is naar een woonvoorziening verhuisd. Zij was snel gewend aan de nieuwe situatie. Ze heeft er zelfs niet één nachtje slechter van geslapen. Dat kun je van haar moeder niet zeggen. Ook nu, vijf jaar later, kan die maar niet wennen aan het alleen zijn.
Edith, Paula’s derde PB-er (persoonlijk begeleider) in die vijf jaar, is net als haar collega’s enthousiast over hoe Paula de afgelopen jaren is opgebloeid. Ze blijkt tot veel meer in staat dan er vroeger bij haar moeder uitkwam. Sinds Edith de cursus Vraaggericht werken heeft gevolgd, probeert ze Paula nog meer te stimuleren om haar eigen keuzes te maken.
Dat is wel eens tegen het zere been van mevrouw Neeleman. Die kan maar moeilijk wennen aan het idee dat haar dochter inmiddels een volwassen vrouw is.
Een voorbeeld daarvan is kleding. Paula draagt wat haar moeder voor haar uitzoekt. Dat is in de ogen van Edith te ouwelijk en niet naar wat volgens haar Paula’s smaak is, en nog altijd moet Paula zich houden aan de combinaties die haar moeder uitzoekt. Daarvan mag niet afgeweken worden. Bij twijfel belt Paula haar moeder. Heel af en toe kan Edith haar overreden om die keuze zelf te maken, maar Paula is als de dood dat haar moeder het niet goed zal vinden.
En dan die fruitmanie van mevrouw Neeleman! Elke avond moet Paula een sinaasappel eten. Geregeld komt moeder controleren of er voldoende sinaasappels zijn. Als dat niet zo is, roept ze Edith op het matje. Die heeft het idee dat Paula zelf liever afwisseling zou willen, en dat ze snel met sinaasappels zou stoppen als haar moeder er niet meer zou zijn. Als Edith daar voorzichtig over begint bij mevrouw Neeleman, krijgt ze de wind van voren. “Ik ken mijn dochter het beste en ik weet wat goed voor haar is”.
En Paula waait met alle winden mee, maar is na zo’n scéne steevast een tijdje van slag. Dan klaagt ze over hoofdpijn en is ze extra zenuwachtig als ze het weekend naar haar moeder gaat. Edith voelt zich machteloos en vraagt zich vaak af hoe ze Paula weerbaarder kan laten worden.
Waar doet deze begeleidster wijs aan? Helpt het om vanuit het kader van de driehoek naar haar dilemma te kijken? Dan is het eerste en belangrijkste: de weg naar Paula loopt voor Edith via mevrouw Neeleman. Paula is niet los verkrijgbaar. Moeder en dochter zijn met elkaar verweven. Natuurlijk beperkt dat de mogelijkheden van Paula (en die van haar moeder), maar het heeft hen beiden ook veel opgeleverd.
Zoals zo vaak begint in deze driehoek echte verandering bij de professional. Kijk eens anders tegen de driehoek aan. Dat Paula is opgebloeid nadat ze uit huis ging, is maar één kant van de zaak. Het is gevaarlijk om die extra te belichten; dan komt Edith gemakkelijk in de verleiding te denken dat ze het beter doet dan deze moeder. Zo zet ze de loyaliteit tussen Paula en haar moeder op scherp, en dat is funest voor het maken van eigen keuzes. Die kan Paula pas maken als er voldoende vertrouwen is. Zolang goedbedoelende begeleiders Paula stimuleren om af te wijken van de kledingcombinaties die haar moeder heeft bedacht, lukt dat nooit.
Autonomie is een gevaarlijk goedje in de driehoek. Het ontploft zomaar als een betaalde derde ermee gaat experimenteren. Zie het als een kwetsbaar plantje, dat kans op uitgroeien heeft als de voorwaarden gunstig zijn. In de driehoek is autonomie het sluitstuk. Alles begint met wederzijds vertrouwen en samenwerken. Dat lukt, zolang begeleiders en ouders welwillend over elkaar denken. Dán kan Paula een begin maken met haar eigen leven.
Dit artikel verscheen eerder in KLIK (november 2006).