Na meer dan een half jaar aandringen is het me eindelijk gelukt: samen met PBer Janti bezoek ik meneer en mevrouw Donkers. Hun zoon Henri is een half jaar terug bij ons komen wonen. Hij is al jaren het huis uit en wij zijn inmiddels de vierde instelling die zorg aan hem verleent.
Ik heb eerst de tijd genomen om met Henri zelf kennis te maken. Tijdens het intakegesprek formuleerde hij zijn eigen hulpvraag: Mens, laat me met rust! Regel dingen voor me die geregeld moeten worden. En verder niet zeiken. Door de gesprekken leer ik Henri wat beter kennen. In zijn ouders en zus is hij zwaar teleurgesteld. Op hun begrafenis zal hij niet komen; alleen op z’n moeders graf zal hij later nog wel eens een bloemetje zetten.
Ook in zijn vrienden is hij teleurgesteld: Opeens hadden ze een brommer of een auto, en ik kon oprotten. De teleurstelling is van zijn lijf af te lezen. Hij voelt zich met zijn 39 jaar een ouwe vent. Ik kan me dat goed voorstellen.
In één van de gesprekken zeg ik tegen Henri dat ik graag een keer met zijn ouders wil kennismaken. Je gaat je gang maar, zolang je mij er maar niet mee opzadelt. Dat laatste beloof ik hem. Ik vraag zijn PBer om een afspraak te regelen voor een kennismakingsbezoek. Maanden later lukt dat eindelijk.
Ik weet niet wat ik hoor: meneer en mevrouw Donkers vertellen Janti en mij dat ze niet eens ons adres of telefoonnummer hebben. De maatschappelijk werker van de vorige instelling zou nog van zich laten horen, maar dat is tot op heden niet gebeurd. En van onze kant heeft eerder niemand het initiatief genomen.
Ik vraag hoe het gekomen is, dat zij en Henri zo uit elkaar zijn gegroeid. Zijn opvoeding blijkt niet gemakkelijk te zijn geweest. Henri heeft het nooit kunnen hebben dat zijn zus slimmer is, en vindt dat zijn ouders haar voorgetrokken hebben. Zijn moeder heeft hij intensief en langdurig getreiterd. Volgens meneer en mevrouw Donkers heeft Henri best talenten, maar zit zijn karakter hem in de weg.
De dag waarop het contact tussen Henri en zijn ouders werd verbroken, staat zijn moeder in het geheugen gegrift. Het was op 12 september 2001, de dag na het instorten van de WTC-torens. Zij en haar man waren bij Henri op verjaarsvisite, maar hij bleef in zijn slaapkamer en zei: Sodemieter op! Ze zijn toen maar weggegaan. Hun brieven werden teruggestuurd, en van de maatschappelijk werker hoorden ze dat Henri vanaf dat moment kwam met verhalen dat zijn vader hem geslagen heeft.
Ik zie twee verdrietige en vooral machteloze ouders. Wat hebben we verkeerd gedaan? Het is voor ons een raadsel. Al onze aandacht in deze driehoek is tot dat moment uitgegaan naar Henri. Wat kunnen we voor zijn ouders betekenen?
Het minste wat ik kan doen, is pogen hen te ontschuldigen. Zou het toevallig zijn dat de breuk tussen hen en Henri uitgerekend de dag na 11 september is ontstaan? Zou het kunnen dat Henri de beelden op tv gezien heeft, en dat op dat moment zijn vertrouwen in de wereld en in het leven verloor? Zou het kunnen dat hij zich wilde terugtrekken in zichzelf, en daarom de verbinding met het leven -zijn ouders- heeft doorgesneden? Tegen één van de begeleiders heeft hij het naar aanleiding van 11 september wel eens gehad over de eindtijd, dat de wereld zal vergaan.
De week erna ben ik weer bij Henri. Als ik over ons bezoek aan zijn ouders begin, zingt hij die bekende regel uit het liedje van Danny de Munck: Ik voel me zo verdomd alleen. En als ik wegga zegt hij: Ik houd toch van ze, én heb een gruwelijke hekel aan ze.
We zijn inmiddels een half jaar verder. Het wil maar niet vlotten met Henri’s ondersteuningsplan, en zijn ouders zijn dus nog niet bij hem op bezoek geweest. Henri zelf heeft weer verbinding met het leven. Hij is trots op zijn spulletjes, poetst geregeld zijn tanden en komt zelfs met enig plezier op zijn werk. Nu maar hopen, en eraan werken, dat ook de verbinding met zijn ouders hersteld wordt.
Dit artikel verscheen eerder in KLIK (januari 2006).